ContactLog in

Kwaliteitsdocument

Diagnostiek bij Disorders/Differences of Sex Development (DSD)

Terug

De richtlijn Diagnostiek bij Disorders/Differences of Sex Development (DSD) is ontwikkeld op initiatief van de Vereniging Klinische Genetica Nederland (VKGN) in samenwerking met kinderendocrinologen, kinderurologen laboratoriumspecialisten klinische genetica en klinisch genetici. Namens de NVK participeerden:

  • dr. S.E. (Sabine) Hannema
  • dr. H.L. (Hedi) Claahsen-van der Grinten

Doel van de richtlijn is het optimaliseren van verantwoorde diagnostiek bij DSD. Doelgroepen van de richtlijn zijn de zorgprofessionals die incidenteel te maken krigjen met DSD, vooral gericht op herkenning van een mogelijke DSD en DSD-team professionals en anderen met een specifieke interesse in DSD.

Op initiatief van
VKGN, VKGL en NVK

Datum publicatie
2017

Status
Geautoriseerd door het NVK bestuur op 13 september 2017.

  • Definities

    DSD (Disorders/Differences of Sex Development) is de huidige internationale term voor een zeer heterogene groep aangeboren aandoeningen waarbij de aanleg en/of functie van de geslachtsorganen atypisch is.

    Zie afkortingenlijst

  • Epidemiologie

    De prevalentie van atypische genitalia wordt geschat op 1 in 300 geboortes. De prevalentie van een ambigu genitaal bij de geboorte, wat onderzoek door een DSD-team rechtvaardigt, wordt geschat op circa 1 in 5000 geboortes.

  • Differentiaal diagnose

    Internationaal wordt DSD ingedeeld in:

    – geslachtschromosomale DSD

    – 46, XY DSD

    – 46 XX DSD

    Zie Tabel 1 Indeling Disorders of Sex Development 

  • Diagnostiek

    Van een (mogelijke) DSD in de neonatale periode is sprake bij:

    • Beiderzijds niet-ingedaalde en niet in het scrotum te brengen testikels
    • Vergrote clitoris
    • Posterieure fusie van de labioscrotale wallen
    • Palpabele gonade(n) in de liezen of labioscrotale wallen bij overigens vrouwelijk genitaal
    • Micropenis
    • Perineale of scrotale hypospadie
    • Niet-glandulaire (proximale) hypospadie met uni- of bilaterale niet-ingedaalde testes
    • Cloacale malformatie 
    • Discrepantie tussen uitwendig genitaal en prenataal karyotype/profiel

    Meest voorkomende presentaties na de neonatale periode:

    • Een meisje met een liesbreuk, bij wie testes aanwezig blijken
    • Een chirurgische ingreep bij een jongen, bv orchidopexie, waarbij Müllerse structuren worden gevonden
    • Virilisatie bij een meisje in de puberteit
    • Chromosoomonderzoek verricht om een andere reden toont discongruentie fenotype genotype
    • Verdenking gonadale tumor waarbij PA bv. ovotestes, of streak gonaden aantoont
    • Chromosoomonderzoek om een andere reden toont (een variant) Turner of Klinefelter syndroom
    • Onderzoek naar kleine lengte waarbij (een variant) Turner syndroom wordt gevonden
    • Een uitblijvende of stagnerende puberteit (zie ook B)
    • Kind met atypisch genitaal dat op latere leeftijd naar België/Nederland is gekomen

    Diagnostiek bij de pasgeborene met een onduidelijk geslacht dient altijd gecoördineerd te worden door een DSD-behandel- of expertisecentrum 

    Wanneer bij een niet-pasgeborene fenotype en genotype niet overeenkomen moet het geslacht van het kind niet in twijfel worden getrokken en dient overleg met en verwijzing naar een DSD team plaats te vinden 

    Diagnostische procedure verdenking DSD (voor niet-DSD specialisten):

    1. Anamnese (medicatie/virilisatie in zwangerschap (androgenen); familieanamnese: (AGS, AIS, consanguiniteit, ongewenst kinderloze paren, puberteitsstoornissen, anosmie etc.);
    2. Lichamelijk onderzoek: syndromaal? (bijvoorbeeld SLO, campomele dysplasie,  hypospadie komt meer voor bij predysmaturen, maar ook bij bijvoorbeeld Silver Russell syndroom, een kleine of opvallend dun/graciele penis kan wijzen op een hypogonadotroop hypogonadisme, cave panhypopituitarisme);
    3. Met toestemming van ouders klinische foto’s in 2 richtingen of nauwkeurig gestandaardiseerd beschrijven van externe genitalia en dysmorfieën.

    Onderstaande diagnostiek na overleg met een DSD-team

    1. Bepaling geslachtschromosomen (FISH, QF-PCR) met uitslag ≤2 werkdagen; herhalen bij volledige discrepantie fenotype/genotype eventueel in 2e weefsel;
    2. Beeldvorming (echo) gonaden, inwendig genitaal, (bij)nieren ≤2 werkdagen. Een echo van de inwendige genitalia op kinderleeftijd is moeilijk; voor dit onderzoek is een ervaren, (kinder)radioloog noodzakelijk;
    3. Biochemie/endocrinologie (glucose, elektrolyten, AMH, inhibine B, testosteron, oestradiol, cortisol, 17OHP, LH, FSH, afhankelijk van fenotype/leeftijd);
    4. Psychosociale begeleiding;
    5. Op basis van bovenstaande onderzoeken (stap 1-6) gericht DNA-onderzoek;

    Aanvullend onderzoek in de neonatale periode is geïndiceerd bij:

    Aanvullend onderzoek op kinder- en adolescentenleeftijd is geïndiceerd bij:

  • Therapie

    De richtlijn gaat niet in op de behandeling van mensen met een DSD, dit wordt bepaald door de onderliggende aandoening. Zie waar mogelijk bestaande richtlijnen.  

  • Complicaties

    Verschillende vormen van DSD met Y-chromosomaal materiaal geven een verhoogd risico op gonadale kiemceltumoren. Bij deze specifieke groepen wordt een gonadectomie geadviseerd; de timing daarvan varieert per aandoening.

  • Nadere informatie

    Deze samenvatting werd ontwikkeld door: 

    • De heer S. Prop
    • Mevrouw drs. A.M. van Wermeskerken

    De samenvatting is tot stand gekomen met financiering van SKMS-gelden.

  • Doelgroep

    Zowel de zorgprofessional die incidenteel te maken krijgt met DSD als DSD-specialisten.

  • Type richtlijn

    NVK-richtlijn