Van een (mogelijke) DSD in de neonatale periode is sprake bij:
- Beiderzijds niet-ingedaalde en niet in het scrotum te brengen testikels
- Vergrote clitoris
- Posterieure fusie van de labioscrotale wallen
- Palpabele gonade(n) in de liezen of labioscrotale wallen bij overigens vrouwelijk genitaal
- Micropenis
- Perineale of scrotale hypospadie
- Niet-glandulaire (proximale) hypospadie met uni- of bilaterale niet-ingedaalde testes
- Cloacale malformatie
- Discrepantie tussen uitwendig genitaal en prenataal karyotype/profiel
Meest voorkomende presentaties na de neonatale periode:
- Een meisje met een liesbreuk, bij wie testes aanwezig blijken
- Een chirurgische ingreep bij een jongen, bv orchidopexie, waarbij Müllerse structuren worden gevonden
- Virilisatie bij een meisje in de puberteit
- Chromosoomonderzoek verricht om een andere reden toont discongruentie fenotype genotype
- Verdenking gonadale tumor waarbij PA bv. ovotestes, of streak gonaden aantoont
- Chromosoomonderzoek om een andere reden toont (een variant) Turner of Klinefelter syndroom
- Onderzoek naar kleine lengte waarbij (een variant) Turner syndroom wordt gevonden
- Een uitblijvende of stagnerende puberteit (zie ook B)
- Kind met atypisch genitaal dat op latere leeftijd naar België/Nederland is gekomen
Diagnostiek bij de pasgeborene met een onduidelijk geslacht dient altijd gecoördineerd te worden door een DSD-behandel- of expertisecentrum
Wanneer bij een niet-pasgeborene fenotype en genotype niet overeenkomen moet het geslacht van het kind niet in twijfel worden getrokken en dient overleg met en verwijzing naar een DSD team plaats te vinden
Diagnostische procedure verdenking DSD (voor niet-DSD specialisten):
- Anamnese (medicatie/virilisatie in zwangerschap (androgenen); familieanamnese: (AGS, AIS, consanguiniteit, ongewenst kinderloze paren, puberteitsstoornissen, anosmie etc.);
- Lichamelijk onderzoek: syndromaal? (bijvoorbeeld SLO, campomele dysplasie, hypospadie komt meer voor bij predysmaturen, maar ook bij bijvoorbeeld Silver Russell syndroom, een kleine of opvallend dun/graciele penis kan wijzen op een hypogonadotroop hypogonadisme, cave panhypopituitarisme);
- Met toestemming van ouders klinische foto’s in 2 richtingen of nauwkeurig gestandaardiseerd beschrijven van externe genitalia en dysmorfieën.
Onderstaande diagnostiek na overleg met een DSD-team:
- Bepaling geslachtschromosomen (FISH, QF-PCR) met uitslag ≤2 werkdagen; herhalen bij volledige discrepantie fenotype/genotype eventueel in 2e weefsel;
- Beeldvorming (echo) gonaden, inwendig genitaal, (bij)nieren ≤2 werkdagen. Een echo van de inwendige genitalia op kinderleeftijd is moeilijk; voor dit onderzoek is een ervaren, (kinder)radioloog noodzakelijk;
- Biochemie/endocrinologie (glucose, elektrolyten, AMH, inhibine B, testosteron, oestradiol, cortisol, 17OHP, LH, FSH, afhankelijk van fenotype/leeftijd);
- Psychosociale begeleiding;
- Op basis van bovenstaande onderzoeken (stap 1-6) gericht DNA-onderzoek;
Aanvullend onderzoek in de neonatale periode is geïndiceerd bij:
Aanvullend onderzoek op kinder- en adolescentenleeftijd is geïndiceerd bij:
- Presentatie met (mogelijke) DSD (zie boven)
- In het geval van pubertas tarda, zie: