Jongensbesnijdenis
Niet-therapeutische circumcisie bij minderjarige jongens (jongensbesnijdenis) is een praktijk die al eeuwen oud is, bij vele volken voorkomt en om vele redenen werd en wordt uitgevoerd. Wereldwijd worden jaarlijks naar schatting 13 miljoen jongens besneden, in Nederland zo’n tien- tot vijftienduizend. In navolging van andere artsenorganisatie heeft de KNMG op 27 mei 2010 een standpunt over dit onderwerp ingenomen. Het standpunt is geformuleerd na consultatie van relevante wetenschappelijke verenigingen, en word ook door deze verenigingen ondersteund. Daarmee kan dit standpunt rekenen op brede steun onder de bij deze materie betrokken beroepsgroepen. Aanleiding voor dit standpunt is de toenemende waarde die wordt gehecht aan de rechten van kinderen. In dit kader is met name voor artsen relevant dat kinderen gevrijwaard dienen te blijven van medische handelingen die geen therapeutisch of preventief doel dienen. Daaraan gekoppeld is de toenemende aandacht voor de soms ernstige complicaties van circumcisie bij kinderen. Een derde reden voor dit standpunt is gelegen in een toenemende ervaren discrepantie tussen het strikte standpunt van de KNMG over vrouwelijke genitale verminking, en het ontbreken van een standpunt over niet-therapeutische circumcisie bij minderjarige jongens, dat in een aantal opzichten een vergelijkbare ingreep is. Doel van dit standpunt is in eerste instantie om een discussie over dit onderwerp op gang te brengen in de maatschappij. Het uiteindelijke doel is om niet-therapeutische circumcisie bij minderjarige jongens zoveel mogelijk te beperken. De KNMG realiseert zich dat deze praktijk is omgeven met diepe religieuze, symbolische en culturele gevoelens. Het is dan ook onrealistisch te verwachten dat deze praktijk op korte termijn valt uit te bannen, ook niet met een wettelijk verbod. De KNMG vindt echter wel dat het tijd is voor een krachtig ontmoedigingsbeleid. Zolang deze ingreep echter toch nog wordt uitgevoerd, wil de KNMG dat het aantal complicaties zoveel mogelijk wordt beperkt. De KNMG benadrukt daarom dat circumcisie een heelkundige handeling is in de zin van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Dit betekent dat circumcisie alleen mag worden verricht door bevoegde beroepsbeoefenaren, i.c. artsen. Artsen die circumcisie verrichten dienen daarbij de relevante wetenschappelijke richtlijnen te volgen. Dit betekent onder meer dat circumcisie alleen uitgevoerd kan worden onder plaatselijke verdoving of algehele narcose, na zorgvuldige en gedegen voorlichting aan de ouders. Het feit dat het om een medisch niet-noodzakelijke ingreep gaat met een reële kans op complicaties, stelt extra hoge eisen aan deze voorlichting.